De Rooyse Wissel
Gisteren zag ik in TBS kliniek de Rooyse Wissel een indrukwekkende voorstelling, een theatrale documentaire: ‘Van kwaad tot erger’, gemaakt door regisseur Jos Spijkers met en gespeeld door patiënten: moordenaars, kindermisbruikers, verkrachters en hun behandelaars, samen spelen ze alle rollen. Moedig, confronterend, kwetsbaar, ontroerend. Met humor leggen ze alle lagen bloot: van het delict, van de eigen, vaak verrotte jeugd, van sociale stoornissen, verboden gevoelens, het schuldgevoel en leugens die beter zijn dan de waarheid. We horen het verhaal van een slachtoffer, van familieleden van daders en slachtoffers, het laat de complexe relatie tussen patiënten en behandelaars zien, het oordeel van de samenleving, de verstotenheid, de rol van de media en zelfs het voyeurisme van ons, het publiek, dat in beeld zit en betrokken wordt: “Vind jij jezelf een goed mens of een slecht mens?”
De reusachtige man, met doodenge kop, handen als kolenschoppen, houdt een monoloog over zijn lustmoord, hij zit vlak bij me, ik durf hem nauwelijks aan te kijken. Hij blijkt een sociotherapeut, evenals de sadist aan wie ik dacht te zien dat niets hem raakt, een typsiche psychopaat. De oude chique pedofiel, ‘ik droom weg in mijn wereld, ik vind meisjes mooi’, blijkt de psychiater. Anderen zijn, helaas voor zichzelf, wel echt wat ze spelen. Voor hen geen mogelijkheid hun rol af te schudden na de voorstelling.De spelers zitten tussen het publiek, ik zie ze meeleven met elkaar, trots zijn als iemand mooi speelt. De voorstelling eindigt met iets positiefs, een lied van hoop, gezongen door een psychologe in opleiding, iedereen zingt mee. Wij, het publiek, zijn stil. Ik huil.
Na afloop staan de spelers samen om de regisseur, opgetogen dat het goed is gegaan, ze raken elkaar aan, slaan een arm om een schouder, een boks, een schouderklop. Later hoor ik hoe ongebruikelijk dat voor de patiënten is: “Ik wordt aangeraakt.”. Een Limburgs moedertje hugt haar grote zoon ten afscheid als het publiek de koffieruimte moet verlaten, door de detectiepoortjes weer naar buiten, naar huis.
‘Niet in iedere mens schuilt een misdadiger, maar in iedere misdadiger schuilt wel een mens.’