Kots kots Koningsdag
“Kots kots Koningsdag”, gruwelde mijn moeder dit weekend al aan de telefoon, een nieuwe, creatieve opening van een vertrouwde tirade. Ze heeft een bloedhekel aan ons koningshuis. Iets met die achterlijke lui, teveel geld, belastingontduiking, steekpenningen, vakantievilla’s, junta, niet van deze tijd, ondemocratisch, trut, dikke koppen en veel bah- en bluhgeluiden. Sinds mijn zus en ik onze moeder, na al die jaren worstelen met haar hekelmonologen, als een zeldzame vlinder op dik crèmekleurig papier konden prikken en haar naam er in sierletters onder schrijven ‘Adulescens Perpetua’ (‘Eeuwige Puber’), kunnen we allebei eindelijk om haar tirades lachen.
Ik heb wel wat met de Oranjes. Hun generaties lopen gelijk met die van mijn familie en dat geeft levenslange spiegeling. En ik hou van symbolen en biografieën. Juliana leek op mijn oma en ze hield van toneelspelen, er was speciaal voor haar een hofamateurtoneelgezelschap geformeerd waarin zij ieder jaar de hoofdrol speelde, zij mocht steevast, ondanks matig acteertalent, de ster zijn, hoe cool is dat! Beatrix is een waterman, net als ik, ze houdt van kunst, ze had een in en in fatsoenlijke man en dat ze stiekem rookte maakte haar menselijk in haar strategische formele koningschap, dat mij een verstandige zet leek in de jaren van ‘geen woning, geen kroning’. Bovendien was ik tijdens haar inauguratie, als destijds twaalfjarige, smoorverliefd op L. Tijdens de dropping, die in ons dorpje ter viering van de troonswisseling werd gehouden, liep ik, tussen tientallen uit een oude vrachtwagen geloste kinderen, naast hem door de eindeloze Achterhoekse bossen, ik hoopte dat we de weg terug nooit zouden vinden. Later, toen het aan was, en ik hem tijdens de les in een briefje melig vroeg of hij mij na school wilde helpen de kots van onze kat op te ruimen, schreef hij kordaat ‘wat moet dat moet’ terug, wat ik tot op de dag vandaag intens romantisch vind, dus Beatrix die mocht ik wel. Op Willem-Alexander leek ik als kind, volgens mijn jaloerse zus, die ook op die dikke blonde peuter lijken wou. Punt voor mij!
Toen ik met de Bloeiende Maagden in 1998 optrad in een klein theatertje in Soest, en ik me supereenzaam voelde in onze op handen zijnde, onvermijdelijke artistieke scheiding, fluisterde onze technicus me in de pauze in (en mij alleen, als soort van troost) dat Juliana in de zaal zat. In de tweede helft zag ik haar zitten, tegenover me op de eerste rij, flink dement al, met naast haar een hofdame, twee bewakers aan de zijkant. Onze voorstelling eindigde met een door ons georganiseerde surpriseparty, waarbij we het publiek vroegen zich in de zaal te verstoppen en daarna lang-zullen-ze-levend-zingend op te springen als wij gespeeld ‘alleen en door iedereen vergeten thuis kwamen’ in het donker. Juliana verstond en snapte het niet, maar toen de hofdame een paar keer hard ‘we moeten ons verstoppen’ in haar oor geschreeuwd had, dook ze weg achter een enorme zwartgelakte handtas en zong daarna gezellig mee. Ze kon niet meer kapot voor mij, al was haar man dan een schavuit, zij was patrones van de Toneelspelers, ook van die met een gebroken hart.
Verder kon de bemoeienis van de Koning(in) met onze politiek me niet ver genoeg gaan, de populistische doos van Pandora ging pas echt open toen Beatrix het schorriemorrie niet meer strak beteugelde bij de formatie en de wekelijkse thee.
Dus steek ik zo een oranje vaantje in mijn aars en vlag vandaag met wimpel. Vanavond ga ik mijn moeder zeker bellen om te horen hoe haar dag was. Ik verheug me. En ook op de installatie van Rutte 3. Haar walging van het koningshuis is een feest, maar toch een Hollandse kringverjaardag vergeleken bij haar walging van Mark Rutte.