Paradijs

Dat mijn lichaam werkelijk hier is is onwerkelijk

Dit paradijs sloot zich voor ons

Wij aten van de appel

Verbannen dwaalden we over campings met textiel en Hollanders

Hun paradijs een slecht namaak van het onze

Hier lig ik nu, alleen, jij maakt van je zus haar tuin een hof van Eden, 

Gesmolten op de hete rots, mijn lijf waait in de wind

In mijn oren Frans gepraat, een krekel, vogels, kinderspel

Mijn neus ruikt wilde tijm, droogbemoste stenen, misschien het water

Breed en groen, snelstromend na het noodweer

Dat paden uitholde en stenen opwierp tot een strand

Daar waar ik jou vond, in de schaduw aan de overkant

Verlegen en van haar

Op deze hoge rots verloor ik mijn telefoon, hij viel in ’t water, met alle foto’s die je stuurde en ik jou

En alle wanhoopswoorden

Iemand dook hem op, en iemand droogde hem in rijst op een hete oven

Daar bij die kom van rotsen strooiden ze de as van een zoon, omgekomen in ‘t verkeer, in de rivier, we stonden met z’n allen langs het water

En zagen hoe de as maar vallen bleef

En witte bloemen op het water dreven, richting zee

Het paadje naar beneden, rechts op het keienstrand, daar sliepen we het eerste jaar, elkaar omklemmend, onder sterren, ondanks oorwurmen en mieren en een maanbeschenen everzwijn 

Daar op die grote steen in het water, de beelden van mijn kinderen, schreeuwend naar omslaande kano’s of sierlijk zittend met zelf opgedoken zonnebrillen, springend in de stroom weer naar de kant, de kunsten nadoend van jouw kinderen en alle kinderen daarvoor, ook jij stond daar de stroom trotserend, de koning van de rots, met zestien jaar, ik had je graag gezien

Buxusvlinders, als sneeuw bij koplampen, kussen mijn huid zoals de kleine vissen, de grote springen net zo hoog omhoog als grijze vogels laag over het water scheren

De rotswanden stijl oprijzend, goudgeel in felle zon, die ene met Maria in een grot, whisper wordsof wisdom, let it be

De echo van gitaren en gezang. De voetstappen van jaren in het stoffig zand

Hier fantaseer ik vaak te zijn, als ik bij de tandarts lig, of niet kan slapen 

Ik stel me het geluid van kano’s voor, de doffe slag van peddels tegen plastic boten, nu is het echt, als ook het ruisen van de stroomversnelling in de verte en de donder van laagvliegende Mirages, de naam een samentrekking van wonder en storm, chauvinisme in de lucht

Ik val in slaap in het zand en weet dat als ik wakker wordt ik ben waarvan ik droom

Zelden dat ik meer wil zijn waar of ik ben dan nu

Mijn zijn en willen vallen samen

Het paradijs ontsloten

Laat een reactie achter