Rapen 1
Voor mij liep een vrouw met hond, in haar hand een plastic zak met water en iets oranje-achtigs. Ze bukte zich naar de rivier. Ik moest denken aan mijn oud-buurvrouw, die in een psychose eens alle goudvissen van de dierenwinkel in de wijk kocht en ze vrij liet in de beek. Binnen een paar uur waren ze allemaal opgevist door vaders met zonen, nooit troffen die een bijtgragere prooi.
De vrouw viste een stuk plastic uit het water en een paar meter verderop een bierblikje. Ik haalde haar in en bedankte haar. “Ik heb wel eens gelezen” zei ze, “dat als iedereen iedere dag drie weggooide dingen opruimt, dat de wereld dan schoon zou zijn. Je moet alleen tegen vieze handen kunnen en dat kan blijkbaar niet iedereen.” Ik dacht aan mijn Franse schoonmoeder, die raapt terwijl ze wandelt, van prullenbak naar prullenbak, geplaagd door haar man die steeds z’n pas in moet houden. “Ik zal ook wat meenemen zometeen.” zei ik, want hoe vaak had ik daar niet al zin in gehad, en dit keer had ik eindelijk een plastic tas bij me.
Ik wandelde, keek, bukte en raapte. Sigarettenpeuken, een fles, een modderig espressokopje, snoeppapiertjes. Tussen het rapen door zag ik jonge varens zich onzichtbaar traag ontrollen, groene tongen leken het. Vergeet-mij-nietjes bloeiden in het roze, tussen alle blauwe. Duiven in paartjes, waterhoentjes in paartjes, eenden in paartjes, waar maken die eigenlijk hun nesten?
Verderop in het lieflijke bosje aan de snelweg onder de vliegtuigen liep aan de rechteroever een vrouw met grijpstok en een volle vuilniszak. Ze zag er bijna professioneel uit. Het was kennelijk raapdag.
Een stukje uit het zand stekend stof bleek een gescheurde damesonderbroek. Roestige kroonkurken, vuurwerkresten, een eens witte katoenen zakdoek, gebruikt wc-papier. Je moest inderdaad wel tegen vieze handen kunnen. Ik verlangde naar een grijpstok. Ook voor de blikjes die van de geluidswal waren afgegooid tussen de bramen. Het zou makkelijker zijn als de gebruikers ze gewoon op het pad achterlieten. Hondenpoep liet ik liggen. Je moet ergens een grens trekken.
De vrouw met grijper liep benedenlangs met een lege zak voor een nieuwe ronde. “Mevrouw!”, riep ik zwaaiend vanaf het talud, om haar te bemoedigen, “Ik heb hier ook al een zak vol.” “Bedankt!”, riep ze terug en bukte zich weer. Mijn tas werd voller en voller. Ook de ondefinieerbare kleinste deeltjes nam ik mee.
De helling af, de bocht van de rivier door, passeerde ik de waterraapster en haar hond opnieuw. Trots liet ik haar mijn volle zak zien. Ik had woord gehouden. “Fantastisch” zei ze, met een warm hart vanwege haar olievlekwerking. Samen maakten wij ons stukje natuur mooier. Mijn verdrietige gevoel van vanochtend was verdwenen. Het voelde fijn zoiets concreets en eenvoudigs te kunnen doen. Op zoveel andere gebieden kon dat niet.
Terug in het park stond er een schoolklas aan de rand van het fietspad te wachten op oversteektoestemming van de juf. Ik vroeg een minuut spreektijd. Ik liet ze de inhoud van mijn tas zien en vertelde hoe ik geïnspireerd was geraakt door de vuilnisdregster. Ik vertelde over de grijpstokraapster, over mijn schoonmoeder in het plaatselijk even vervuilde Frankrijk, over mijn studente aan de cabaretopleiding, die raapte op de Waddeneilanden na de containerramp en die daar nu liedjes over schrijft. Het moet haar van het hart.
De kinderen luisterden ademloos. Ik vertelde ze over de drie-stuks-per-dag-theorie. En dat zelfs dat niet nodig is als we ons afval niet in de natuur gooien. Het was een life-changing-moment. Tenminste, dat had het kunnen zijn, als de juf niet, net voor ik de kritische-nee-maar-dat-is-te-raar-stemmen in mijn hoofd kalt had kunnen stellen, het signaal ‘lopen’ had gegeven.
Maar de volgende keer dat ik raap en zij weer op de stoep staan te wachten op een go, dan vertel ik ze dit verhaal en laat ze zien wat ik vond op mijn pad.
Het grasveldje naast mijn huis was door de jongeren, die er zaten te picknicken toen ik vertrok, lenteschoon achtergelaten.
De meerkoetjes bouwden verder aan hun alsmaar groeiende nest in het op het oog schone water.
Ik gooide de vuilnis weg, waste het gevonden espressokopje af en zette het in de kast.