Tango

Twee jaar danste ik Argentijnse tango, toen ik een jaar of 24 was, met mijn ex-huisgenoot Freek. Hij probeerde met zijn slimme hoofd grip te krijgen op alle nieuwe mogelijkheden voor zijn voeten. Ik probeerde mijn Nederlandse touwtjes-in-handen-structuur los te laten en te voelen en te laten gebeuren. Ik ging naar salons in Eindhoven en naar een Tangonacht in Gent. Soms, als een ervaren leider met me danste, vloog ik, volgde mijn lichaam, mijn ogen dicht, vloeibaar alle passen van de leider, werden we één lichaam in en met de muziek. Als vrijen op een lente-ochtend. Als zwemmen in een koele rivier op een warme zomerdag. In de overvolle jaren die volgden had ik, optredend met de Bloeiende Maagden en daarna als cursusgevende alleenstaande moeder, geen tijd meer, nergens voor. Mijn werk was mijn hobby, mijn cursisten mijn vrienden en mijn kinderen de mensen op aarde die ik voor alles gelukkig wou maken en op een zo evenwichtig mogelijke manier thuis wilde laten zijn, bij mij, bij zichzelf en in de wereld, ondanks de chaos van teveel. Al mijn verlangens zette ik op een lijstje in de tijd, mijn lijst voor als ik vijftig zou zijn en op een onvoorstelbare dag weer ruimte zou hebben voor mezelf. Zo ook het tangodansen. 

Drie zomers geleden gaf ik weer een week les op het prachtige landgoed van Preau in de Morvan, dit keer tegelijkertijd met Charlotte Baines en Laurent Trincal van You Tango uit Haarlem; het mooiste tangopaar dat ik ooit zag, met een dans zo ragfijn en betoverend, de koning en de koningin van de elfen, bijna te mooi en te intiem om naar te durven kijken. Terwijl ik op de zolder theaterlessen gaf zongen iedere dag beneden in de danszaal de bandoleon en de violen van weemoed en verlangen. En elke avond was het salon, open voor iedereen. Avonden stond ik buiten door het raam van de deur te kijken naar de dansende mensen, in de trance van de muziek. Naar binnen durfde ik niet. Een jaar later schoorvoetend. Ik had mijn dansschoenen meegenomen. Een jurkje aangedaan. Verlegen zat ik op een stoel langs de rand van de dansvloer in de hoop dat iemand een dans met mij, de buitenstaander, de te-lang-geledene, wilde maken. Het gebeurde. Ik danste. Mijn lichaam herinnerde zich sommige passen. Ik zweette. Mijn hart klopte in mijn keel. Ik stapte mis en mis en mis, voeten en benen botsten, ik verontschuldigde me, honderd keer. Ik zat aan de kant en wachtte en hoopte en keek en keek en keek, naar die benen, die sierlijke passen, dat uitdagende spel, die dialoog van aanbod en reactie, terwijl de bovenlichamen verzonken waren in een zachte embrace. Ik zag de paren langs elkaar bewegen in dat kleine zaaltje met z’n stenen vloer, spiegels, kroonluchters en oeroude houten balken, licht in het wijde donker van de slapende Morvan. Ook vorig jaar danste ik tussen verlegen onhandigheid en soms ineens weer dat gevoel van samenvallen, al was het maar in een even echt gevoelde basispas. En dit jaar besefte ik, in het herstel van mijn burn-out, dat het tijd was mijn verlangens weer te volgen. Door tips op Facebook vond ik de Tangoschool van Stefan Wimmer en Marian Rotterdam in mijn stad en via hun een danspartner: Sonja, die zelf als volger danst op gracieuze hoogte en wilde leren leiden. We begonnen als vreemden. Terug bij af, les één bij de beginners. Het was spannend. Ik zweette. Mijn hart klopte in mijn keel. Er waren herinneringen in mijn lichaam. Er waren misverstanden. Er was verkramping. Gebrek aan balans. Spanning. Onwennigheid. Nieuw ook het dansen met een vrouw, onze bovenlijven tegen elkaar geleund. En er was het verlangen om te oefenen, eindeloos te oefenen, tot mijn lichaam het begrepen had en zou volgen zonder denken. Sonja was een gentleman. Iedere fout die ik maakte nam ze voor haar rekening. Want de leider moet duidelijk zijn. We lachen, wij, de dansers van de beginnersgroep van Stefan en Marjan. En we oefenen. Soms doen we een wisseldans. Leiders volgen, volgers leiden, we schuiven alsmaar door naar andere partners. Mijn lichaam danst met andere lichamen: grote, kleine, ontspannen, ongemakkelijke, vriendelijke, verlegen, verontschuldigende, ongeduldige, zachte: ieder lichaam heeft een eigen verhaal. Ik oefen me in de kunst van in het hier en nu zijn, iedere pas een nieuw en onvoorspelbaar nu, losgezongen van het voorafgaande en het volgende moment, een avontuur dat eigenzinnig z’n weg gaat. Soms lukt het. Vergeet ik te denken, laat ik alles los, doe ik mijn ogen dicht en dans ik met mijn partner in de muziek. Is er niets meer dan alleen maar dat. Op oefenavonden dans ik soms met leiders die al bijna net zo lang dansen als ik gestopt was. Ze nemen mijn lichaam mee in passen die ik nooit heb geleerd. Een tikje tegen mijn been, een veeg tegen mijn voet, een ruimte die ze maken waar ik in stap, een draai die er kwam en god mag weten hoe. Ik probeer het niet te snappen. Ik probeer er in te zijn. In zo’n wonderbaarlijke verplaatsing in ruimte en tijd dat ik bijna van het koord val van geluk. Mannen dansen ook met mannen, vrouwen dansen ook met vrouwen. Ouderen met jongeren. Gevorderden met beginners. Allemaal verslaafd aan dat spel van leiden en volgen. Aan de gratie, aan de schoonheid. Aan de melancholie. Aan de muziek die ons binnen en buiten ons lichaam laat vloeien. Die maakt dat wij onze dagelijkse schoenen uittrekken, netjes wegzetten en onze dansschoenen uit onze tassen halen, aantrekken en dichtmaken, wat er ook was of is of nog zal zijn. Als ik thuiskom en zielsgelukkig probeer te slapen danst de muziek nog steeds door mijn omhelsde lichaam.

Laat een reactie achter