Thuisquarantaine 4
Goede gewoontes
Als jonge puber las ik een detective van Sjöwall en Wahlöö, de Zweedse serie die mijn nooit detectivelezende ouders verslonden. Er werd een man beschreven die gewoontes had; dagelijkse rituelen die hij consequent en gedisciplineerduitvoerde. Ik weet nog hoe aantrekkelijk me dat leek. Gewoontes hebben. Volgens mij had ik er geen. Ook geen discipline. Ik ging met de flow. Ik stroomde mee. Ik hield van toeval en randomness. Ik deinde mee als een strandbal op de golven van de zee. Was het een gewoonte om als student mijn afwas niet te doen en die op het oranje plastic dienblad onder het zogeheten ‘blauwe kastje’ dat ik van mijn ouders meekreeg te schuiven? Als mijn moeder kwam logeren schraapte zij zuchtend de tuin van schimmels uit de pannen en waste die tot ze weer bruikbaar waren. Gelukkig ging ik daarna samenwonen met een man met een afwasmachine. Toen de relatie brak en ik met drie heel kleine kinderen aankwam in het huisje waar ik nog steeds woon, leek me met je kinderen de afwas doen een mooie antroposofische gewoonte. Een zintuigelijk en mindfull moment van samen doen, de kinderen op triptraps aan het aanrecht, met hun handen in het water. Zingend. Een smalle afwasmachine die precies paste in de kleine keuken bracht na twee weken verlossing van de stapel borden, kopjes en pannen die gewassen en ongewassen op het aanrecht gestapeld stonden.
Nu, in deze coronatijden, moet ik het hebben van goede gewoontes. Sommige dagen zijn loodzwaar. Ik droom heftig: ik rijd met de auto het water in, ben de weg kwijt in verre landen, mijn lichaam is ineens wanstaltig gemorft. Ik word wakker in de nacht met angstige gedachten, over de coronacrisis die als een onontkoombaar feit op mijn lichaam ligt en over minor issues in de waan van mijn dag die als zoemende muggen in een hete zomernacht blijven terugkomen. Al mijn gedachten zijn negatief en ik vind geen speld ruimte tussen die gedachten en een grotere ruimte, de ruimte van de oceaan onder de golven, van het voetbalveld onder de wedstrijd. Het tijdloze onder het tijdelijke. Ik vind de ingang niet.
Iedere ochtend is het werken om mezelf in te ordenen zoals Etty Hillesum dat noemt in haar dagboek. Ik grijp dankbaar terug naar de goede gewoontes die ik opbouwde in het herstel van mijn burn-out en die ik in het afgelopen mantelzorg jaar verloor in de snelle stroom die alles meesleurde. En ik vind steun in gewoontes die net voor of in de crisis zijn ontstaan.
Een paar jaar geleden al stopten we met alcohol, ik werd er alleen maar moe van en uit contact, we werden er ruzie-ig van. Alleen met carnaval drinken we, met oud en nieuw, bij Ameezing Eindhoven. Een paar glazen zijn genoeg voor de lift in lichtheid, het remmenlosse, de schaamteloze aanhankelijkheid en mijn lichaam dat wordt gedanst. Een avondje met vrienden in warm zand onder sterren, in ons paradijsje in de kloof van de Gorges de l ‘Ardèche. Geen gesprek hoeft meer goed te zijn want het is al goed en seks- en poep-en piesgrappen zijn goed genoeg. De goddelijke lichtheid van het bestaan.
Ik stopte met koffie, om mijn werkelijke energieniveau te voelen, om te voelen wanneer ik moe was en moest rusten en wanneer ik uit te geven had.
We stopten met vlees toen mijn dochter ons vertelde wat we altijd al wisten.
In het jaar vol mantelzorgen at ik. Voor de troost. Als antidepressivum. Als voorbeeld. Chocola, 70 % cacao. Chips. Lekker eten. Met eiwitten, koolhydraten en vet. Ik had een pijnlijk hielspoor, maandenlang, wandelen was pijnlijk, hardlopen onmogelijk. Ik kwam aan. Ik zag het, ik voelde het en ik accepteerde het. In huis lag alles stil tot betere tijden.
In de winter volgde ik een schrijfworkshop bij Christine Pannekbakker, over de dertien heilige nachten tussen de kerstnacht en driekoningen. Dertien ochtenden schreef ik antwoorden op vragen. Over wat ik achter zou laten, wat ik meenam, waarnaar ik verlangde in 2020. De diepste winter, die ik altijd zwaar vond, werd een bezinning, ik voelde diep in mijn wortels. Zes weken later volgde ik een stilte- en schrijfretraite bij Nanda Huneman en Gemma Polo Pojul met soortgelijke vragen. Daarna begon ik met het schrijven van morning-pages. Iedere ochtend schreef en schrijf ik drie pagina’s om mijn gemoed te luchten, snelschrijvend zonder mijn pen van het papier te halen. En daar repeteerde ik alsmaar: ik wil mijn huis opruimen, mijn boekhouding op orde krijgen, ik wil van mijn hielspoor af, ik wil mijn lichaam gezond maken en weer kunnen wandelen en hardlopen, ik wil mediteren, lezen en schrijven. Ik vond een ontzettend zorgzame fysiotherapeut, die met een pijnlijke behandeling met naalden onder stroom en oefeningen die ik trouw deed, mijn hielspoor zo goed als genas, net voor de corona de laatste behandeling wegstreepte. Na de carnaval begon ik, na het enthousiaste verhaal van een studente, met intermitted fasten. Ik at en eet, alleen tussen 12.00 en 20.00. Dan eet ik, behalve toegevoegde suiker, alles. Daarna vast ik zestien uur. Ik, de koolhydraat-afhankelijke, degene die niet ging wandelen of logeren zonder stroopwafels en nootjes in mijn tas. Ik, die niet kon slapen zonder laatste plakje ontbijtkoek of beschuit. Ik hield het vol en ging van dit ritme van eten en niet eten houden. Mijn angst zonder eten slap te zijn en niks te kunnen verdween. Er kwam ruimte tussen het gerommel in mijn maag en mijn vertrouwen in mijn kracht. Ik kan werken zonder ontbijt. Mijn hoofd is helder. Ik kan mijn yoga-pilatuscyclus doen zonder ontbijt. Mijn lichaam geniet de beweging. Twee weken geleden testte ik mijn lijf, mijn hielspoor en mijn zwakke knie. Ik rende door de wijk, hijgend, zwetend, mijn hart bonzend, de eerste keer na vele bewegingsarme maanden. Zonder ontbijt. Het ging moeiteloos. Dat ik weer zou kunnen rennen zonder pijn, dat ik zou kunnen rennen op de nuchtere maag had ik niet voor mogelijk gehouden.
In deze spannende tijd, waarin sombere cijfers en -scenario’s me regelmatig van mijn kracht en rustberoven, waarin ik soms bang en gestresst ben, waarin ik me grote zorgen maak om de kwetsbaren, me verdrietig voel bij verhalen van anderen, getroffen door de ziekte of door andere tegenslag die er nu even niet zou mogen zijn, door verlies van werk en inkomen, van het podium van hun passie, verdrietig voor de jongeren die hun vleugels uit willen slaan en niet kunnen en hoe lang nog niet? In deze spannende tijd anker ik mij met goede gewoontes. Met meditatie, met schrijven en inquieren, met het fithouden van mijn lichaam, gezond eten, het doseren van nieuwsiname, het houden van contact met geliefden, het in dankbaarheid tellen van mijn zegeningen. En dan voel ik wat er te voelen is en ontstaat er weer een kalme ruimte tussen het tijdelijke en het tijdloze, tussen de onstuimige golven en de onmetelijke diepte van de oceaan.
Het nest van de meerkoetjes spoelde weg met die ene flinke stortbui en of ze terugkomen naast mijn schommelbank? Maar een mezenstel vliegt pluizen binnen in het nestkastje aan de kersenboom in volle bloei. De kinderen in de wijk grijpen de macht. Ze zijn overal. Ze stropen langs de rivier, ploffen vuurwerk in een prullenbak en houden boe-concerten in onze gezamenlijke tuin. Eén drumt op het buitengezette speelgoeddrumstel. Zo hard en zo slecht mogelijk, De anderen roepen hartstochtelijk boe en gooien met hun schoenen.