Weerzien
Wat een onverwacht weerzien vandaag met de vrouw die ik bijna twintig jaar geleden in haar buik schopte. Ze zat aan tafel in hospice de Regenboog, waar ik een interview kwam afnemen met de zorgverleners, met haar als vrijwilliger, met een arts, een verpleegkundige en een geestelijk verzorger voor een artikel in FRITS Magazine,.
Ik herkende haar niet, maar toen ze vertelde dat ze tot 2004 verloskundige was in het Catharinaziekenhuis, raakte ik overspoelt door ver weggezakte beelden. Hoe ik mediterend rondjes liep door de verloskamer, zacht loeiend weeën opvangend. Hoe de vader van mijn kinderen mij steunde door me met rust te laten. Hoe krachtig ik me opende om na veertig weken de tweeling in mijn immense buik veilig op de wereld te zetten. Een tijdloze oervrouw voelde ik me, in de voetsporen van ontelbare vrouwen voor mij. Ik ging leven geven.
Ik herinnerde me hoe ik aangaf dat ik niet getoucheerd wilde worden, omdat ik, net als bij mijn eerste bevalling thuis, heel goed voelde wat er plaatsvond in mijn lichaam en dat ik me daar helemaal aan toewijdde, in overgave, in vertrouwen. Hoe de weeën wegzakten toen ik moest gaan liggen vanwege het betere zicht voor de verloskundige. Ik weet nog hoe de ontsluiting stagneerde op de laatste centimeter bij gebrek aan zwaartekracht. Ik weet nog hoe ik rond lunchtijd ontzettende zin kreeg in beschuit met muisjes en hoe blij ik was toen de vroedvrouw voorstelde de vliezen door te prikken om het proces te versnellen, ondanks dat ik in mijn geboorteplan had geschreven dat ik de natuur zoveel mogelijk haar werk wilde laten doen.
Een half uur later lag het eerste kindje in haar vaders armen en het tweede op mijn borst, de beschuitjes werden gebracht. Wanneer viel de schop? Bij het eerste kindje, het grootste van de twee? Bij het tweede, dat zich al aankondigde terwijl het eerste nog op mijn borst lag? Ik wilde dat ze pas afgenaveld werd nadat de navelstreng uitgeklopt was. Een perswee wegpuffen bleek een pijnlijke consequentie van die keuze. Bij het hechten? Binnen een kwartier twee kindjes van samen bijna vijftien pond baren had een prijs. Toen mijn verlosser me feliciteerde bood ik mijn excuses aan voor de schop. Ik was niet de enige zei ze. En dat herhaalde ze vandaag geruststellend, toen ik mijn herinnering beschaamd bekende. Ik bedankte haar voor de prachtige dochters die ze destijds ter wereld hielp. Ik dronk het gezicht in van de vrouw die ik vergeten was, maar die op dat levensveranderende moment zo dicht bij me was geweest.
Toen hielp ze aan het begin van het leven, hier in het hospice aan het einde. Even krachtig, dienstbaar en bescheiden. Tussen de regels door begreep ik dat ze vóór haar tijd in het ziekenhuis een centrum voor verloskunde had opgericht ergens in Afrika. Bijzonder mochten de fotografe en ik dat niet vinden. Dat vonden we het wel. Evenals de liefde, de toewijding en de dankbaarheid waarmee ook de arts, de verpleegkundige en de geestelijk verzorger leven toevoegen aan de dagen, in plaats van dagen aan het leven van mensen wiens dagen geteld zijn. Een scharniermoment noemden ze het, net als de geboorte. Dat laatste kon ik beamen. Over sterven had ik alleen vragen. De kunst van het sterven? Overgave in vertrouwen zeiden ze. Wat er na de dood is? Dat hielden ze open.