Thuisquarantaine 2

Terwijl mensen in de zorg vechten voor levens, terwijl mensen ziek zijn en soms heel ziek zijn, dood gaan en soms helemaal niet zichtbaar ziek zijn, terwijl wetenschappers en politici koortsachtig monitoren en richtlijnen bijstellen, terwijl onze economie gierend afremt en dat voor velen ingrijpende gevolgen heeft, terwijl mensen bang en boos zijn en sommigen complottheorieën spinnen, terwijl ik voor de derde week droog hoestend en licht benauwd thuis zit, terwijl ik de thriller volg van een vriend uit Australië die met man en macht probeert zijn 15e jarige dochter te repatriëren uit België in lockdown, tel ik vandaag weer mijn en onze zegeningen. Na een nacht waarin het nieuws in mijn hoofd bleef tollen en de somberheid me kopje onder trok, appte mijn Chinese buurvrouw (vanwege een ernstige ziekte zelf al meer dan een jaar in lockdown): ‘Drop your work, your duty for a moment. Feel the spring full of growing energy, feel your life vividly.’ 

Ik voelde ineens hoe moe ik was en kroop terug in bed, sliep urenlang en schoof daarna mijn to do’s nog verderop. Ik ontbeet langzaam, zonder krant. Ik belde, in mijn tuintje in de zon zittend, lang met mijn moeder, die bij mijn zus is opgenomen in haar extended familie in coronatijd. Ze werken samen in de grote gezamenlijke tuin, mijn moeder verzorgt de kippen. Ik belde met mijn zoon, op kamers in Maastricht; hij wandelde met vrienden langs de Maas, vertelde enthousiast welke dieren hij allemaal gezien had, hoe ze samen slow-koken en heel lekker eten, hoe hij juist veel minder op zijn telefoon zit, hoe ze monopolie en andere spelletjes spelen, in kleine kring. Ik belde mijn dochter die bij haar vader woont. We praatten over het virus, het nieuws, waar we wel en niet bang voor zijn. Het was een fijn gesprek. Daarna zat ik nog tijdloos in de zon, in mijn tuin, op een houten tuinstoel. Ik kon me niet herinneren eerder zo in mijn tuin in de zon gezeten te hebben. Ik zag de paarse, rose en witte hyacinten op het hoogtepunt van bloei, de nog steeds prachtige reuzensneeuwklokken, de rode en witte tulpen die langzaam opengaan, ik zag hommels en citroenvlinders op zoek naar honing, een paartje parende bijen. De kat die zijn eigen naam kan zeggen kwam langs lopen en gaf heel zachtjes knorrend kopjes. De vogels, de vogels.

Ik dacht aan de wandeling met mijn thuiswonende dochter en haar uitlaathond, hoe lief ze voor hem was en voor de mensen die we tegen kwamen. Hoe blij de hond met haar was, blij met de losloopplek tussen bloeiende bomen, blij met water om in te zwemmen en blij met uitgelaten hondenvrienden. We zagen kinderen spelen op straat, ouderen zaten in de zon, mensen wandelden, fietsten, het was een zondag zonder maandag. Ik dacht aan de vrienden die ik spreek, soms na heel lang, we willen weten hoe het gaat. Aan mijn vader van 91 die op de fiets een brood kocht op de uitgestorven markt en dat op 200 graden virusvrij bakte, hij is blij dat mijn moeder zo goed onder de pannen is bij mijn zus, en is dankbaar voor al die fijne dingen in zijn huis: zijn kleine museum vol schoonheid, mooie boeken en intens beluisterde muziek. Ik dacht aan de man met wie ik telefonisch inquier, omstebeurt vertellen we een kwartier lang wat we voelen, wat we denken, wat er in ons lichaam voelbaar is, hij vertelde hoe blij hij is dat we met z’n allen eindelijk ademhalen. Ik dacht aan mijn lief die bij me is, die de tuin veegde, boodschappen deed, mijn dochter en haar geliefde meenam op een tuinklus; ze mochten de takken vangen die hij aan lange touwen neer liet zakken uit de boom. Eten en drinken namen ze zelf mee, de oude bewoonster zwaaide veilig van achter haar raam. Ik dacht aan hoe we klapten op het schuurdak en we in heel de staat ook klappen hoorden. Ik dacht aan het basisloon dat uitgekeerd wordt aan mensen met financiële tegenwind. Ik dacht aan iedereen die hulp aanbiedt, die uitreikt, die nieuwe wegen vindt om iets te geven aan een ander, die muziek of lessen online deelt of zingt in de tuin van een verzorgingstehuis. Ik schreef met een echte schrijfster, telefonisch, op van ieder een zin of thema, om onze schrijfspier schaamtevrij te maken. We lazen elkaar voor, wat een simpel plezier. Ik dacht aan de buurvrouw die voor haar lessen testte hoe ze met z’n vieren kon videowhatsappen door mij, mijn lief en die van haar te bellen. Hoe we domme gezichten trokken, de telefoons op z’n kop hielden en vier keer moesten lachen om vier lachende mensen op een schermpje.

Ik hervond mijn kalmte, mijn adem, mijn voeten, mijn billen, mijn buik, mijn hart en daarna zelfs mijn hoofd. In korte tijd deed ik wat gedaan moest worden. Toen ging ik koken met mijn lief.

De dochter van de Australische vriend, die ik 25 jaar niet sprak en nu wel, want hij is me lief, vliegt op dit moment naar de andere kant van de aarde, waar haar opgeluchte ouders en twee weken quarantaine op haar wachten.

Houd moed, heb lief, ben samen.

Laat een reactie achter