We survived Mount Olympus
Weken lang stond ik op het punt de maanden geleden gekochte kaarten door te verkopen, omdat een vierentwintig uur durende voorstelling niet echt compatibel is met een burn-out. Maar steeds als ik op de website keek, op zoek naar het telefoonnummer om af te bellen, en ik de foto’s en teksten zag van deze internationaal bejubelde performance-dans-beeldende kunst-theatervoorstelling, de beste van het hele oeuvre van regisseur Jan Fabre, kon ik het niet over mijn hart verkrijgen. Alles in me riep dat dit een once in a lifetimewas en dat ik wilde gaan. En dus voegden we afgelopen vrijdag rond 18.30 met onze rugzakken met matjes, slaapzakken en proviand voor een etmaal in in een stroom mensen die net als wij opgewonden de trappen van de Amsterdamse Schouwburg beklommen om in die cultuurtempel Mount Olympus te ondergaan. In de gangen stonden stretchers en in de galerij met schilderijen van beroemde Nederlandse acteurs rolden wij onder het portret van Lineke Rijxsman onze bedjes uit voor minislaapjes in de 3x geplande sleeping time, totaal drie uur, precies zoveel als de aan een slaapstoornis lijdende Fabre zelf nachtelijks slaapt.
Hoe ga je vierentwintig uur theater overleven, alleen al qua zitten in zo’n ouderwets kleine klapstoel? Wat me geruststelde is dat ik gelezen had dat de voorstelling, behalve over de oorlogen tussen mensen en mensen en goden uit de Grieks tragedies, ook gaat over niet kunnen slapen en de mysterieuze wereld tussen slapen, waken en dromen. Mijn buurvrouw tijdens de eerste zeven uur, die dit verslavende stuk voor de tweede keer kwam zien, was vast voornemens hem dit keer integraal te gaan zien, net als de twintigers die uit Spanje kwamen om hem nog een keer te zien. We besloten de voorstelling op de sleepingtime, als ook de acteurs in witte bedjes op het podium sliepen, en toiletbezoek na over ons heen te laten spoelen. De eerste vijf uur zat ik zonder een pink te bewegen, omdat ik als ik begin te draaien hang, ik stelde me net als de 700 anderen in op eindeloosheid. Pas na vijf uur gingen mensen naar het toilet, slapen, ze liepen in en uit de rijen, vrijgekomen plaatsen werden door anderen weer ingenomen. De zaal werd een levend lichaam dat meegolfde op de ritmes van dag en nacht en zo onderdeel was van de voorstelling op het podium. Vanaf 02.00 was de halve zaal leeg, mensen lagen slapend in de gangen of sliepen elders in de stad.
Als publiek werd je gedrogeerd met slaapverwekkende traagte en eindeloze herhalingen, spiegelscènes en slowmotions, waaruit geen ontsnappen mogelijk was en adrenaline- en dopaminepompende scènes waarin acteurs en dansers zich fysiek totaal uitputten in eindeloos repeterende heftige bewegingen, hun vaak naakte lichamen, vechtend, schreeuwend, nahijgend, in erectie, zichzelf beschilderend, hun vagina met bloemblaadjes beplakkend, onder de yoghurt-sperma, druipend van de olie, bloedend, plassend, kwijlend, zelfs in het holst van de nacht een zie-ik-wat-ik-denk-dat-ik-zie fistfuckscène, die in ons onderwatergedompeldbewustzijn als een droom voorkwam, toch wondermooi, theatraal en met een diepe inhoudelijke noodzaak. Alles, tot en met de massa’s orgaanvlees die over het podium gesmeten, kapot gehakt en met de mond verscheurd werden, was esthetisch, aangrijpend, ontroerend. Poëtisch in zijn tragiek, in onze tragiek. Ik zag de mensheid lijden, zonder enige relativering, het absolute lijden, aan onszelf, aan onze medemensen, aan onze milleniumoude man-vrouwgevechten, aan de wraak en willekeur van de goden,. Onze geilheid, onze verslaving, onze pijn, onze woede, onze wraak, onze wanhoop, ons niet meer verder kunnen leven. Ik zag de getraumatiseerde vluchteling, de wegkijkende massa, de eenzame held, trouw tot in het merg van zijn principes, de narcistische leider die alles offert voor victorie. Ik zag de derde wereldoorlog, een atoombom ontplofte en uit de stilte begon alles opnieuw.
Tijdens de nacht zakte ik soms weg in een hallucinerende halfslaap, mijn benen over mijn lief, zijn armen om me heen, af en toe iets etend en drinkend uit de tassen om wakker te kunnen blijven, getimende slaapjes in sleeping time, een koffieshot voor de volgende uren. We beklommen de berg gedurende de nacht, zwaar, steeds zwaarder, en ’s ochtends, toen het Leidse Plein in daglicht tot leven kwam, daalden we de berg af naar het einde op zaterdag om 19.00 uur. Vanaf 10.00 uur ’s ochtends liep de zaal weer vol. Het koor van dansers zette na de sleepingtime een uitputtende bekkenschuddende dynamic in van minstens een half uur waarin ze zichzelf en de zaal weer vol adrenaline pompten, door, door, door, vallen, opstaan, breken, doorgaan, het gevecht tegen de zwaartekracht, tegen de toch beperkte spierkracht, zelfs bij deze halfgoden. Ik brak en huilde en alle volgende scenes sloegen steeds dieper in mijn hart, dat zijn bescherming in de nacht verloren was.
Het laatste uur was een climax van kleuren in verf, papier, glitter op rennende lichamen gespoten en gesmeten, door ventilatoren geblazen, lichamen die in het nieuwe tijdperk een twirkdans inzetten alsof ze herboren waren, het publiek opzwepend en opgezweept door het uitzinnige publiek dat 24 uur was ingeblazen met deze waanzinnige energie, deze schoonheid, deze emotionele spiegel van ons bestaan en het statement van Jan Fabre, die pas wil slapen als hij dood is en met Mount Olympus ook een ode brengt aan de fantasie: “Neem de macht terug. Geniet van je eigen tragedie. Ademen, gewoon blijven ademen. En iets nieuws verbeelden.”
Vol adrenaline treinden we naar huis. We slapen bij en rusten uit. Mijn zitknobbels doen zeer. We zijn nog steeds gedrogeerd door wat we zagen. Ons hart klopt Mount Olympus. Teksten komen omhoog in de nacht. We voelen ons goden. We voelen ons mensen; tragisch, onmachtig en bloedstollend prachtig. ‘We hebben heimwee’, schreef mijn vriend Thijs, die er ook was met zijn lief. ‘Hoe langer geleden hoe mooier het wordt.’ En zo is het.
15/9 speelt Mount Olympus nog een keer in Parijs. Ga hem zien.