Vijftig

Nu ben ik het. Een leven lang zag ik er tegen op. Vijftig was synoniem voor een te dikke vrouw, kortgekapt geverfd haar, rode bril, schaamteloos Afrikaans dansend op straat bij een toevallige djembéspeler tegenover de Hema. Schijt aan alles. Aseksueel. ‘Nu doe ik waar ik zin in heb.’ Opgevulde pantypoppen met grijs pruikje, scheef zwart hoedje, ijzerdraadbrilletje, lange rokken met schort en omaschoenen voor de voordeur. Verregende A4 fotoprints van ooit jonge vrouwen op lantarenpalen en bomen in een anonieme nieuwbouwwijk. Een gedichtje in mijn poëziealbum dat me als kind vooral opstandig maakte: ‘Wees bevriend met kleine dingen, met een kleine bloem die bloeit, met de vogeltjes die zingen, met een vlindertje dat stoeit, met de heldere regendruppel, met de blijde zonneschijn, wees bevriend met kleine dingen en je zult gelukkig zijn.’ Een vreselijk vooruitzicht van een Libellebestaan. Ik wilde geen kleine dingen. Ik wilde Sturm und Drang. LEVEN MET HOOFDLETTERS. Tango dansen in Buenos Aires. Een kunstenaarsleven in Parijs. De zelfkant. Drank en drugs. Het liefdesleven van een wilde Amazone. Simone de Beauvoir zijn. De jaren verstreken. Het leven nam zijn eigenzinnige loop. In Eindhoven. Helemaal anders.

Vriendinnen werden 50. Niet te geloven. Ik zag nog steeds die meisjes van toen. Ouder, maar in essentie hetzelfde. Wel zag ik steeds nieuwe generaties jonge mensen komen. Met verbazingwekkend rimpelloze gezichten. Studenten met geboortejaren die pas net voorbij waren. Met wie prima viel te praten. Die u en mevrouw tegen me zeiden. Zo jong als mijn eigen kinderen. Ouderen kwamen juist minder ver van me vandaan te staan. Hun rimpels vond ik oprecht steeds mooier worden. Karaktervol. Ontroerend. Afgelopen zomer werd ik voor het eerst versierd door een man van 73, die dat volkomen normaal vond. Nieuwe horizonten openen zich. 

Een vriendin van me noemt 50 ‘de jaren des onderscheids’. Dat klinkt troostrijk. En als iets dat ik moest verdienen. Iets waar ik klaar voor moest zijn. Want ouder worden en fysiek vervallen is tragisch als er geen acceptatie en innerlijke groei plaats vindt. Een innerlijke migratie. Ik voel hem. Een verlangen om van binnen stiller te worden. Minder oordelend. Minder willerig. Minder moeterig. Zachter. Geduldiger. Ruimer. Liever. Gevender. Mijn burn-out was een dwingende en mooie gelegenheid om naar binnen te keren. Nu ik achterom kijk zie ik hoe hard ik heb gewerkt. Wat ik allemaal gedaan heb al die jaren. Van mezelf geëist. Gewild. Bang kansen te missen. Iets te missen. Alles te missen. Angst voor armoede, leegte, mislukking. Er waren ideeën over wat belangrijk was. Over wat ik moest bereiken. Als ik nu terugkijk zeeft de tijd dat anders uit. Wat van waarde bleek waren ontmoetingen. De schat van mijn moederschap, dat, alleenstaand, vaak zwaar was en veel opoffering vroeg. De band met mijn kinderen is een onmetelijk geluk in mijn leven en overschrijdt met gemak de grens van leven en dood. De band met mijn ouders en zus, niet altijd gemakkelijk, maar steeds vrediger en zachter nu we allemaal ouder worden en het leven niet meer oneindig is. Het geschenk van een geliefde die bij me blijft ook als het moeilijk is. Die samen wil zoeken en groeien, en daarvoor mee door de onderwereld gaat als dat nodig is. Vrienden uit allerlei levensfasen. Die ik veel te weinig zie, maar als ik ze zie, soms na jaren, dan is het goed. Hoe fijn is het om ten diepste gekend te worden. Hoe mooi is het elkaars ouderlijk huis gekend te hebben. Elkaars puberdromen. Of elkaars kinderen als kinderen. Er waren leraren die mijn pad verlichtten. Soms mensen die uit het niets verschenen en net die ene zin uitspraken die bewustzijn gaf, voor ze weer in de menigte opgingen. Er waren mensen die moeilijk voor me waren en aan wie ik groeide, vaak pas heel veel later dan dat ze in mijn leven waren.

Ik vierde mijn 50e verjaardag in de sauna. Ik zat tegen mijn lief aan in een warmwatertempel en overdacht dit allemaal. Mijn hoofd en handen bogen in gedachten voor al die mensen, het ging maar door, zoals een Chinese gelukskat zonder ophouden met zijn arm zwaait. 

Een leeftijdsdeskundige vertelde dat je tot je 50e bergopwaarts klimt. Dan is er een plateaufase van vijf jaar. Daarna ga je langzaam en eindeloos bergafwaarts. Plateaufase klinkt fijn. Klimmen, noch dalen. Rust. Uitzicht. Vergezicht. Frisse wind. Daarna reken ik op de antroposofen die stellen dat als de fysieke krachten afnemen de geestelijke toenemen. En dat je als je ouder wordt steeds jonger wordt. Steeds dichter bij je essentie. Dat lijkt me fijn. Vijftig is waarlijk ok. Zelfs met het besef dat geluk in kleine dingen zit.

Hier is de genade.

Laat een reactie achter