Er was eens een man die ziende blind was
Er was eens een man die ziende blind was. Hij keek wel, maar hij zag niets. Hij wist dat zelf niet. Toen hij ’s ochtends wakker werd en de trap af wilde lopen naar de wc, verstapte hij zich en viel naar beneden. Hij brak daarbij zijn rug. Nadat hij grotendeels naast de pot geplast had, trok hij kleren aan die niet bij elkaar pasten, z’n blouse zat binnenstebuiten en hij droeg twee kleuren sokken. Bij het beleggen van zijn brood sneed hij een vingertop af, het bloed liep over zijn broek en op zijn schoenen. Zijn mobiel kon hij niet vinden, z’n autosleutels hingen gelukkig aan het sleutelrek. Hij stak de straat over naar zijn auto, botste lomp aan tegen twee zusjes op weg naar school en werd overreden door een gehaaste brommerkoerier. De man die ziende blind was brak hierbij zijn linkerbeen meervoudig, hij hinkte naar de auto, stapte in de gracht en verdronk. Daarna startte hij z’n auto om naar z’n werk te gaan: het leren zien van blinden. Onderweg reed hij frontaal in op een tegenligger, klapte op een groot metalen kunstwerk op een rotonde, kwam klem te zitten tussen spoorbomen en werd meters lang meegesleurd door de intercity naar Utrecht. Waar hij reed ontspoorde het verkeer in doodsangst, een bakfiets reed in op een tram, een vrachtwagen boorde zich in een etalage, een verliefd stel met zich meeslepend. Ook werd de man die ziende blind was nogal eens geflitst als hij een rood stoplicht negeerde. Op zijn werk gekomen liep hij met een overvolle kop koffie tegen zijn bureau, waardoor de dossiers van zijn cliënten onleesbaar werden en zijn net opgestarte Apple op zwart ging. Geen notie hebbend van de tijd struikelde hij de drempel over bij de cliënt, die al een minuut of twintig met z’n ziel onder z’n arm zat te wachten, daarbij het tafeltje met tissues omgooiend. Hij klapte met z’n kin op de knie van de wachtende. “Goedemorgen, mevrouw van Dalen”, zei hij tegen Meneer de Graaf, terwijl hij het afgebeten puntje van zijn tong doorslikte. “Hoe is het u deze week vergaan?” “Eerlijk gezegd niet zo goed”, begon Meneer de Graaf wat beverig, blij te kunnen vertellen wat hij de hele week had opgespaard en onderweg naar het consult meermaals gerepeteerd. Want luisteren, dat kon de man die ziende blind was als geen ander.