Het kleine huis in de stad

Mijn lief is verhuisd. Na zes en een half jaar verliet hij zijn antikraakboerderij in de polder van het voormalige Zuiderzee-eiland Wieringen, met z’n slingerende holle weggetjes, de Wierdijk, de Waddenzee, de Afsluitdijk, het haventje van Den Oever met de lekkerste versgerookte zalm van het land. De boerderij was al uitgewoond toen hij er, net gescheiden, introk; de afgelopen jaren ging alles wat heel was kapot, en omdat de boerderij op de nominatie stond gesloopt te worden, werd niets gerepareerd. Kapotgestormde ramen werden dichtgetimmerd, de glasscherven nog in de sponningen. Een deur met asbest tussen keuken en garage werd niet vervangen maar dichtgemaakt. Bij iedere stop die sprong was er weer een groep minder in gebruik voor de onveilige elektrische bekabeling die de antikraakorganisatie voor de zekerheid uit haar verantwoordelijkheid had gecontracteerd. Muizen vraten alles op wat we niet in de koelkast of in opgehangen tassen deden, hun keutels overal, in een niet gebruikt dekbed lag een vergaan nestje jongen. Een buurman-boer stal een aanhanger, wanhopige inbrekers jatten spullen die behalve mooie herinneringen nauwelijks waarde hadden. De tijd van gaan was gekomen.

En nu woont mijn lief in Den Helder, in zijn oude stad, de stad waar hij werkt met zijn zoon, in een pied-à-terre met uitzicht op boerderij ‘De Toekomst’, links de bollenvelden waarachter de plofzone van defensie en aan de rechterkant uitgestrekte duinen.

In een tiny tiny huis, een piepklein flatje voor arme mensen, vier naast elkaar op éénhoog in een burgerlijk wijkje, voor de prijs waar je nog geen studentenkamer voor krijgt. De vorige bewoner was een door de buurt verjaagde pedofiel, horen we van straatgenoten, die graag willen weten wat voor vlees ze nu weer in de tokkiewoning hebben. 

Nieuw Den Helder is idealistisch gebouwd: flatjes, goedkope huurhuisjes, middelmatige en dure koopwoningen, natuurgebiedjes en een stuk land waar doe-het-zelvers echte tiny houses bouwen gemengd in één wijk. Samen wonen, samen naar school, samen recreëren, samen naar de bakker. Dat zal ons leren.

Het flatje uit de jaren ‘70 is met liefde ontworpen en later met evenveel liefde gerenoveerd. Er zijn witgelakte inbouwmuurkasten in de gang, in het woonkamertje en in het slaapkamertje waar precies een bed in past, je kunt er je schoenen nog voorzetten. De douche met toilet en plek voor een wasmachine zit tussen slaapkamer en het halletje, je moet er door om in de slaapkamer te komen en je kunt hem naar beide kanten op slot doen. De natte ruimte heeft behalve een zandkleurige granieten vloer ook een heldere lichtinval uit drie bovenlichten. 

Op het balkonnetje passen precies twee stoeltjes of één wasrekje. Hetzelfde op de balkonnetjes van de buren. 

Onder het huisje door loopt een fiets- en wandelpad waarop jong en oud de wijk in- of uit trekt. We vangen flarden op van gesprekken van mensen op weg naar zee, of naar het duinwater waarin gevaren en gezwommen wordt. Kinderen duiken van de steiger in het schone water van de kanoroute, paarden trekken onder het huis langs op weg naar het strand. Tussen de duinen en de weg voor het huis een natuurgebied vol vogels. Vanaf de bank in de kamer kijk je door de glazen pui in een oneindige lucht, waaruit stipjes naderen die vogels worden en vogels veranderen in stipjes die oplossen in het blauw. Een fascinerend panorama. Lepelaars, zwanen, snippen, meeuwen, leeuweriken, kraaien en mussen, strandlopers, graspiepers, sternen, kievieten, duiven, kiekendieven, grutto’s en wulpen, watersnippen, meerkoeten, uilen, zwaluwen, spechten, koekoeken, scholeksters, kluten, reigers, aalscholvers en eenden wonen in de achtertuin van mijn lief. Een kokmeeuw staat lang op één poot op de lantarenpaal voor de bollenboerderij. De zeewind waait binnen door de openstaande schuifpui. 

Mijn lief klust aan het huisje waar hij zo verliefd op is, met z’n pas geschilderde muren en z’n museale licht. Hij bracht busladingen vol spullen naar de tweedehandswinkel en de stort. In dit huis is alleen plek voor wat nodig is en voor wat echt mooi of dierbaar is. Alle ballast is weg.

Mijn lief zuigt stof. Poetst. Ruimt op. Regelt. Droomt.

Na een op het nieuwe keramische kookstel gemaakte, aan een klein tafeltje opgegeten pasta fietsen we door het tunneltje, langs het zwemwater, door het natuurgebied met daarin ooit door mijn lief gemaakte vlechtheggen, langs zoet geurende duinrozen, langs niet gemaaide velden vol klaprozen, orchideeën en ratelaars, langs de Donkere Duinen, door de grijze duinen, uniek kalkarm kaal konijnenland, naar het strand waar Helderse jongeren in kleine groepjes chillen bij zonsondergang, terwijl een vrouw in een kletsnatte oranje zomerjurk voor haar fotograferende vriendin poseert in de branding. De wind staat goed, het bovenwater is warm, ik zwem, Régis kijkt naar de verhaaltjes op het strand.

Mijn lief maakt praatjes met nieuwsgierige Jutters, met meneer Breda met rollator en hond die vijf keer per dag het tunneltje neemt, met vrienden die aan komen waaien om het huis te bewonderen, de laatsten om 23.00 uur ‘s avonds voor een kop koffie: “We maakten een fietstochtje en zagen het licht branden.” Zo doen ze dat hier.

‘s Nachts giert de wind om het huis. We houden elkaar vast, in een bed dat ruikt naar schone was, in een klein kamertje dat ruikt naar verse verf, in een klein huisje met een kleine voetafdruk, aan de rand van de stad, met uitzicht op ‘De Toekomst’.

Laat een reactie achter