Noël a Paris

Meegenomen door mijn Frans-Italiaanse schoonmoedertje en mijn Franse stiefschoonvadernaar Montmartre, vanuit Chelles, de Parijse voorstad van hun winterhuisje, dat ik alleen zie met kerst. Vorig jaar al wilden ze ons het Musée de Montmartre laten zien, en de wijk waar ze wel een appartementje met dakterras tegenover de enig overgebleven wijngaard van Parijs hadden willen hebben, al is de wijn ervan duur en niet lekker en het appartement met dakterras onbetaalbaar en bovendien nooit te koop. Net die dag besloten les Gillets Jaunes er actie te voeren, wat uitliep op rellen en politiecharges en op het zingen van anti-Joodse liedjes voor de Sacré-Coeur. Wij weken uit naar de  Champs-Elisées, waar de stadsoorlog ‘s middags ook uitbrak. 

Dit jaar geen gele hesjes, de protesten zijn opgedroogd, maar vanwege de al weken durende stakingen van het spoor de vraag of we überhaupt de stad in kunnen komen. De SNCFers staken omdat ze niet willen dat hun pensioengerechtigde leeftijd van 52 naar 62 jaar verlegd wordt. 52 jaar. Dan zou ik nog maar een maand hoeven werken. 

Mijn schoonouders zijn boos op de stakers, die de stad lam leggen en mensen die afhankelijk zijn van het openbaar vervoer duperen, vaak mensen met weinig geld die nu uren moeten reizen om van hun huis naar hun werk te komen en terug. Het toerisme in de stad ligt stil, restaurants en theaters zijn leeg.

Een trein met niet-stakend personeel, de één op de vijf die wel rijdt, brengt ons naar Montmartre voor een lunch in een restaurant met heerlijke couscous, de vegetarische variant is er een waarbij de schaal met vlees simpelweg wordt weggelaten. 

De Algerijnse eigenaar bedient ons als begeesterd stand-upper, als wij lachen is hij blij. Mensen uit Noord-Algerije, waar het leven zwaar is, houden van humor vertelt hij, en al die stakingen in Parijs vragen er om. Hij noemt een lange lijst stakers, waaronder politie, brandweer en ziekenhuispersoneel: “Je kunt maar beter gezond zijn als je naar Frankrijk komt.” Hij staakt ook, zegt hij en bedient alleen aardige mensen, waaronder we gelukkig blijken te vallen.

Montmartre: in het Fin de Siècle een bruisende broedplaats van kunstenaars, schrijvers en cabarets. In het museum, naast de geschiedenis van la Belle Epoque in deze eigenzinnige wijk, prachtig postimpressionistisch werk van Suzanne Valadon, die er met haar ook schilderende man en zoon een atelier had. Waarom zag ik haar werk nooit hangen in de grote musea? In de tuin de boom met schommel zoals Renoir hem daar destijds schilderde. Jonge, duurgeklede Aziatische vrouwen poseren omstebeurt op de stil hangende schommel. 

Mijn schoonouders loodsen ons door straten met kledingwinkels uit de hele wereld, straten met enkel stoffenwinkels, waaronder een gerenomeerd vier verdiepingen hoog stoffenwarenhuis, langs een boulevard met alleen bruidswinkels met namen als ‘l’ Empire du Marié’. We fantaseren over onze bruiloft.

Overal mensen die iets proberen te verkopen: gepofte kastanjes, gebrande pinda’s, namaakchique tassen, knipperende Eiffeltorens, sigaretten per stuk of per pakje, boeken van Hare Krishna. We lopen langs levende standbeelden, ‘Oh solo mio’ zingende operazangers, bedelaars in allerlei gradaties van verloedering en op de stoep slapende daklozen, in steeds grotere chaos naarmate we dichter bij het Gare du Nord komen. Nooit fietsende Parijzenaars op de fiets, mensen op elektrische huursteps, die ze lukraak dumpen op stoepen en tegen gevels, mensen op elektrische eenwielers, scooters en brommers: ze wringen zich tussen de auto’s door. Het verkeer staat toeterend vast, lange rijen toeristen wachten voor het station op taxi’s, die ook vaststaan. Ook lange rijen op de stoep voor Chocolatiers, de jacht op een paar laatste cadeautjes.

Iedereen wil naar huis voor kerstavond, hèt kerstfeest voor de Fransen, dat ze vieren met familie.

In een ieder-voor-zich-en-God-is-nog-even-snelsnel-bezig-de-kerststal-op-te-tuigen Gare de l’Est vinden we rennend een trein, die pas veel later vertrekt naar Chelles. Uit principe betalen we niet maar wringen ons achter onze voorgangers door de dichtslaande poortjes. 

Om 20.00 uur worden we, na een siësta, beneden ontvangen met cadeautjes, champagne, eitjes van forel en zalm, stukjes vis en chapon: gecastreerde haan, en boekweit, een graan dat mijn schoonmoeder net ontdekt heeft in de biowinkel, waar alles zonder verpakking wordt verkocht en meegenomen in zelf meegebrachte bakjes en zakjes. Ze is er vol van. 

Tafelen in Frankrijk duurt altijd uren, ‘s middags en de avonds weer en er wordt gepraat. Veel en lang gepraat. Wij praten over de herkomst en bereidingswijze van het eten, over alle kinderen en kleinkinderen uit de verschillende relaties van mijn schoonouders. Over hun bezorgdheid en gerustheid. Over de klimaatverandering en Macron die dat niet agendeert. Over de waarde van Simone de Beauvoir en Sartre voor Frankrijk. De bevrijding die de pil bracht voor vrouwen. 

We buigen ons over de vraag of Jezus nou wel of niet echt bestaan heeft en welke bewijzen er voor of tegen zijn. Mijn niet-gelovige stiefschoonvader leest voor uit een geliefd boek, vol zorgvuldig aangebrachte plakkertjes in verschillende kleurtjes  bij favoriete passages: les mots Q, van het Duitse ‘Quelle’, bron, de zinnen waarover wetenschappers met grote zekerheid stellen dat ze van Jezus afkomstig zijn. Het ontroert hem. Hij droomt over de reis die hij in 2021 met zijn vrouw wil maken naar Jeruzalem en Nazareth, bakermat van de Christelijke cultuur in zijn Frankrijk, waar in ieder dorp, in iedere wijk een kerk staat. Vanwege de hoogtepunten in de cultuur: de religieuze muziek, -architectuur en -beeldende kunst waar hij zo van houdt.

Ik hoor mezelf grapjes maken in het Frans. Mijn schoonouders lachen en ik maak nog meer grapjes. Het zal de champagne zijn. 

De poes Minette, een verwilderd katje met een popperig tekenfilmkopje waar mijn schoonmoeder zich over ontfermde, laat zich zowaar even aaien voor ze blazend krapt. 

Noël a Paris.

Laat een reactie achter