Ascou 2

Het spijt me verschrikkelijk dit te moeten schrijven. Ascou, ons kleine Franse poesje, is dood. Aangereden door een auto achter de Jumbo. We zijn ontzettend verdrietig. Straks begraven we hem in mijn tuin en beplanten zijn grafje met bloeiende vergeet-mij-nietjes. Hoe moet je loslaten als je niet wilt loslaten?

Ascou, Scoutje, Assepoes de Plassepoes, Wortel, tientallen bijnamen kreeg hij in de negen maanden dat hij bij ons was. 

We kregen hem op vakantie in Aveyron, op een hete dag op de markt van Marsiac, van een boerin die hem meebracht in de hoop op een beter plekje voor het zoveelste jonkie, geboren in de schuur. Ascou was de sociaalste van het nest, de enige die zich liet pakken achter de houtstapel. Piepklein was ie, net zes weken en een mager scharminkel. Hij is altijd klein gebleven. 

Toen Régis op de markt met hem op z’n schouder aan kwam lopen waren mijn kinderen en ik meteen verkocht. We namen hem mee. Weken lang reisden we met hem door Frankrijk. Hij sliep bij ons in de tent, in mijn hand, op mijn hoofd, met een slakom als kattenbak. Iedere nacht moesten we er uit na een poepje en dan was het tijd voor, zoals we dat gingen noemen ‘sport en spel’; een half uur sluipen, rennen, springen, in de nok van de tent klimmen, tenen en vingers vangen. We hadden een baby. 

Op Régis’ schouder of aan een zelf gevlochten touwtje namen we hem mee naar de douche, de wc en de afwas, naar de bakker, de markt, een etentje op de camping, we namen hem mee uit wandelen. Na twee weken liep hij ook zonder touwtje met ons mee, sluipend door het hoge gras en klimmend in de bomen. We vertraagden met hem en zagen de wereld door poezenogen. Waar hij kwam werd hij met liefde begroet, geaaid en bewonderd en hij liet het zich aanleunen. Mensen vond ie leuk. Hij vertrouwde ze volkomen. Misschien zag hij zichzelf als één van ons, op zijn manier. 

Hij kroop in de rijdende winkel van de bakkersvrouw, liep op de ligweide van het natuurzwembad van handdoek naar handdoek, om iedereen te begroeten en er een tijdje te liggen. Hij werd verwelkomt als een popster op tournee. 

In de auto viel hij in slaap zodra de motor startte, op de schoot van de bijrijder, languit liggend als een dood konijn, met een oortje dat af en toe trilde in z’n dromen.

Thuis in Eindhoven bleef hij een bijzonder gezinslid. Hij hoorde bij de andere poezen, tussen wie hij onverschrokken z’n plek innam, en hij hoorde bij ons. Hij sliep met ons op zolder, in het poppenbedje onder het raam. ’s Ochtends maakte hij ons wakker, met zachte tikjes tegen onze neus voor eten, aandacht en een potje tenenvangen. Als ik mediteerde lag hij naast me, als ik zat te werken lag hij op tafel. 

We aanbaden hem. En hij liet zich aanbidden, aaien, kussen, poezenwassen, heel zacht spinnend, zijn zachte oranje-witte lijfje uitstrekkend in heerlijkheid. We ruzieden als jonge ouders over wat goed was voor ons kind en wat zeker niet. 

Hij ontgroeide zijn poppenbedje en veroverde de stoel met roze kussen, het lievelingsplekje van onze kalme zwarte kater, die gelaten een andere plek vond.

Ascou voelde zich overal thuis. De wereld was zijn territorium. Hij hoorde bij de mensen. Hij wandelde de Ontmoetingsruimte van ons Centraal Wonen project in als daar een voorstelling of koffieochtend was. Zat achter het raam bij de buurvrouw naast ons en bij die boven-tegenover. Er kwamen verhalen en foto’s van buren waar Scoutje op bezoek was en op bank of bed lag alsof hij er woonde. Hij wandelde mee, in huizen, schuren en auto’s. Soms moest een buur weer omkeren als na een paar straten rijden bleek dat Ascou meereisde.

Hij bleef weg. Een avond en een hele nacht en ’s ochtends was hij nog niet terug. Het kattenluikje bleef stil hangen. Wij belden aan bij alle clusters in ons project en zochten op zolders en in schuren. 

Hij bleek in het asiel te zitten, meegenomen door de dierenambulance omdat iemand hem te klein vond om zo laat nog buiten te spelen. Volkomen op z’n gemak lag hij in een kooi te wachten tot we hem eindelijk gevonden hadden. Had zich door alle verzorgers laten aaien, ze vonden hem een superlieve poes. Op Régis’ schouder ging hij mee terug naar de auto. 

We lieten hem chippen en castreren, ruim voor de lente kwam. Nog liever werd ie. Nog mooier. Nog zachter. Nog heerlijker als hij zich lui uitstrekte onder onze streling. Hij ving zijn eerste muis, we ruzieden of het mocht. Scoutje won en speelde uren met zijn ontvelde prooi.

Hij verdween weer en werd een dag later thuis gebracht door de dierenambulance, hij had een paar straten verderop gelogeerd bij een mevrouw. 

Hij kreeg een halsbandje met adreskokertje. Hij verdween weer dagen en ook lange nachten, we waren radeloos. We rammelden met zijn kattenkoekjes en riepen stratenver zijn naam. We zochten hem via de buurtapp en kregen berichten en foto’s van mensen bij wie hij op bezoek was geweest, languit liggend op hun krappaal. Hij was gezien vlak bij de Franse Baan, de rondweg door de wijk. Wat deed ie daar, wat moest ie daar? 

Na vijf dagen kwam ie binnenrennen, net voor ik de uitgeprinte postertjes in de wijk op lantarenpalen zou gaan hangen. Uitgeput en bang. Ik gaf hem de lekkerste hapjes en poezendrankjes die ik bedenken kon. Urenlang sliep hij op het bankje van mijn dochter, gestrekt als een dood konijn, zacht schokkend in zijn dromen. Daarna wilde hij naar buiten en hij rolde in het zonlicht op de stoep, gelukkiger dan ooit, hij had opgesloten gezeten denk ik. Ik hoopte dat hij z’n les geleerd had en dichter bij huis zou blijven. Maar weer bleef hij drie lange dagen en nachten weg. Waar was ie dan? Wat zocht ie toch? Was hij de weg kwijt? Werd ie binnen gehouden door mensen die hem wilden houden? Hij kwam stinkend naar rook terug. De bestelde GPS om hem online te kunnen vinden kwam met de post en bleek zo’n knots dat we het niet over ons hart konden verkrijgen die om zijn nek te hangen. 

Hij ging weer en kwam nat gegooid terug. Zijn adreskokertje er afgeschroefd en leeg. We bestelden een nieuwe. Voor die binnen was, was Scoutje verdwenen. De lente riep. Ik wist niet waar te zoeken. Zelfs Régis wist het niet meer. 

Na drie dagen kwam via de buurtapp het bericht dat we zo vreesden. Beppie, de vrouw van de krappaal, de poezengek die eerder al hielp zoeken, had hem, dood, opgehaald, vlak bij de Franse baan was hij gevonden. 

Ik belde haar. We huilden beiden. In haar hal omhelsden we elkaar en huilden in elkaars armen, onbekenden, verbonden in verdriet om dit te avontuurlijke dier. Graag had ze hem terug gezien, zei ze, maar niet zo. 

Daar lag hij in hun kamer, op haar handdoeken, zijn lijfje groezelig maar onbeschadigd. Zijn kopje kreeg de klap. Bloed uit zijn bekje. Zijn ene oog kapot. Het andere geschrokken. Zijn lichaam bijna stijf, in een houding alsof hij rende. Huilend droeg ik hem, in Beppies handdoeken en mijn jas gewikkeld, naar huis. Régis kwam uit het noorden, een lange dag en nacht later. Hartverscheurend zijn verdriet. Hoe moet je afscheid nemen als je dat niet wilt?

Een tijdje terug waren we aanwezig bij een prachtig en diep ontroerend ritueel, waarin het beeld van de Groene Tara, de Indiase godin van de compassie, werd geëerd. Het beeldje werd met zorg gewassen, we maakten schalen met groene bloemen en groene vruchten. Zij werd in het midden van alles neergezet, omringd door kaarsen. Wij zaten om haar heen en zongen mantra’s over compassie, we zongen alsmaar door. Ze werd bewierookt, versierd met kleurstof, met de bloemen, met het fruit. Ze werd steeds mooier, stralender, steeds dieper haar betekenis. Ze werd wonderschoon. Ze was de Godin van de Compassie en haar compassie vloeide uit naar onze harten.

Zoiets zag ik gebeuren bij Ascou. Al die maanden dat we hem verzorgden, verwenden, genoten, liefhadden en aanbaden, al die maanden maakten van hem een kleine God. Hij werd een Dalai Lama. Ik zag het gebeuren. Lichtgevend was ie. Godje noemde ik hem soms. 

Misschien is dat het hoogste wat je bereiken kunt hier op aarde. Misschien was hij hier klaar. Verzadigd met liefde. Liefde geworden.

Zijn leven was kort en rijk. We missen hem als een rib uit ons lijf. We voelen ons met z’n tweeën alleen. We houden elkaar vast.

Laat een reactie achter