Lydia
Mijn Trotse kameraad heeft ons verlaten. Vandaag was het afscheid van deze monumentale vrouw. Vijf jaar geleden speelde ze in mijn laatste 50PK voorstelling op het CKE. Ze was beginnend dementerend, maar met een beetje hulp vanuit de coulissen wist ze haar scènes te vinden. Twee jaar later was ze de stralende ster in de eerste Trotse Kameradenvoorstelling van CKE/Vitalis. Op het hoogtepunt van de Cancan legde ze haar been in haar nek temidden van de andere actrices die hem met rollators dansten. Haar kinderen en kleinkinderen vlogen van hun stoelen van het lachen.
Iedere week haalde ik haar thuis op, ze stond met haar jas al aan op me te wachten, pakte haar sleutel uit een laatje dat ze met haar voet dichtzwiepte en klom in mijn bus, na afloop zette ik haar weer bij haar voordeur af, wachtte even met wegrijden tot ze binnen was.
Ze vertelde tijdens die ritten over haar leven. Ik hield van haar verhalen; over haar vier kinderen: de Zeeman, de Chirurg, de Actrice en Mark, die ze in haar eentje had grootgebracht omdat haar man wegviel, getekend door de oorlog die diep ingreep in Lydia’s leven. Verhalen over haar jeugd in Antwerpen en in het vrije Zuid-Frankrijk, waar ze naar toe vluchtten vanwege het verzetswerk van haar anti-facistische vader en over het verdriet om het nooit meer terugkeren van zoveel Joodse klasgenootjes na de oorlog. Over haar vanwege een tragedie afgebroken studie bouwkunde, over haar jaren als stewardess op vluchten naar het net gestichte Israël, ze vertelde verbijsterd over wat daar met de Palestijnen gebeurde en hoe de wereld ook dat niet wou zien. Over haar alleenstaand moederschap en over haar voor die tijd atypische loopbaan als vrouw bij Philips, als tolk bij hoge heren, een kans die ze noodgedwongen en moedig opeiste, de voorwaarde dat ze er iedere dag van 8.00-17.00 moest staan, ziek kind of niet, accepterend. Ze vertelde over haar grote liefde op latere leeftijd, haar lieve Berry, ze mistte hem, over de tentoonstelling van haar prachtige Afrikaschilderijen, waarvan ik er een kreeg, over heel haar wonderlijke leven dat ik vandaag tijdens het afscheid vanuit de kinderen en op tientallen foto’s pas in perspectief zag.
Een multitalent, een gymnasium bèta die zeven talen vloeiend sprak, dubbele Rietbergers draaide op het ijs, danste, piano speelde, net als haar vader, zong, net als haar moeder, die operazangeres was, acteerde, net als later haar dochter, heerlijk kookte, al lezend de ingewikkeldste truien breide, schilderde en zelfontworpen borduurkunst maakte van een grote schoonheid. Op haar zeventigste schilderde ze de buitenkant van haar huis vanaf een grote steiger.
Zoals haar 86-jarige vriendin zei: “Een vrouw als Lydia kom je maar één keer in je leven tegen.” Ik kwam haar tegen.
We werden vriendinnen en ik bleef haar, zoals beloofd, opzoeken tot het einde. En dat was altijd fijn. Ook toen haar woorden niet meer samenhingen, ze me niet meer herkende en ze het toneel al lang had afgezworen.
We zongen samen Franse liedjes. Ik tekende haar verhalen en zij vertelde mijn tekening. Ze bewonderde mijn tanden en mijn duimring. Ik hield haar hand vast. We praten zonder samenhang, maar om de liefde voor het praten. Ze liep, stronteigenwijs, zonder rollator, ik hield mijn hart vast, en zij legde, zittend op haar bed, haar been weer in haar nek. Omdat ze het kon.
Dag mooie, lieve Lydia. Onvergetelijk ben jij.