Wandelen
Omdat ik burn-out ben moet ik van de Arbo-arts iedere dag wandelen. Minimaal een kwartier, opbouwen naar een uur. Het moet. Hij zei het heel erg streng. Want het maakt goede stofjes aan in mijn hersens. Het moet voor mijn herstel.
Lang had ik geen tijd om te wandelen. In september begon het werkseizoen en trok ik de ramen en deuren dicht tot de volgende zomervakantie. Ik stapte ‘s ochtends in mijn auto, reed achter glas naar een werkplek achter glas, en weer terug naar de ramen van mijn huis, vaak al in het donker. Als ik al wandelde, met mijn moeder of zo op de hei, wilde ik liever liggen, even rust.
Nu ik heel weinig werk en zo maar tijd heb loop ik dus. Ik loop een rondje in mijn jaren ’70 nieuwbouwwijk aan de rand van de stad. Een slaapwijk waar niets gebeurt, ja af en toe ontploft er een vuurwerkbom in het park, de groene long, of fikt er een brug af, soms schreeuwen dronken fietsers in de nacht. Veel hondenpoep. Een witte wijk met een geur van PVV, eigen onbekenden eerst.
Ik liep langs ons riviertje, al vele malen. Eerst door het park, een smal paadje langs het water, pas op voor de poep, waterhoentjes tussen het riet, dan langs de Emté, de weg over, met voorrang, ze wachten netjes als ik dan voor eventjes mijn pas versnel, langs het hondenuitlaatveld, het hekje over, scheelt een bocht, langs het mooie rode huis, een beetje Zweeds, het bosje in, de stad voorbij, de rivier wordt even heel erg breed, dan steeds smaller richting snelweg, het geraas van auto’s neemt het over, een knooppunt, de betonnen wanden met graffiti rijzen op. Een heuveltje op, een pittige klim, zeker als het steile paadje glad is, mijn moeder moest ik een keer onder haar billen omhoog duwen, ze gilde een beetje, maar ik ergerde me bijna niet. Daar boven hoor je ze echt goed die auto’s, soms een vliegtuig, ze stijgen op hier bij bepaalde wind, daarna daalt het brede pad langzaam, koninklijk naar beneden, rechts in het dal een wittig villawijkje in het groen, de mensen die hier lopen hebben dure jassen, hun honden zijn ook zeker geen gewone honden. Daarna ben je rond.
Ik heb voor het eerst de herfst gezien. Het langzaam verkleuren, het vallen en waaien van de bladeren. Een ielig jongetje met twee oranje gehoorapparaten, zijn BMX aan de hand, wees naar iets haast onzichtbaars tussen de bruine bladeren. Een paddenstoel, een kleine bladerbruine bijna niet te ziene paddenstoel. Zijn wonder. “Wauw”, zei ik.
Ik zag de winter. IJs op de sloot, er ingevroren takken. Dooi. De spiegeling van de bomen in het golvend water die me de adem soms benam. Ik maakte foto’s voor mijn zieke buurvrouw in het ziekenhuis. ‘Beautifull’ appte ze terug. Nam afval mee naar een volgende vuilnisbak en miste iedere keer pas onderweg een vuilniszak om nog veel meer te rapen. Ik wou mijn pad opschonen.
Ik groette de mensen. Soms maakten ze grapjes. Eén keer gooide ik de warme drol in plastic zak weg van een oude man met hond die de andere kant op moest dan waar de bak stond. Hij riep me na of ik met hem wilde trouwen. Zijn vrouw moest heel hard lachen. Tientallen meters lang nog hoorde ik haar lach en haar geplaag. Het PVV gevoel verdween.
Er waren altijd vogels, merels, musjes, mezen, ritselend in het struikgewas. Hoppend in de takken. Altijd bezig. De witte ganzen, soms komt er een agressief aanrennen met gestrekte nek, hij moet me niet.
Ik zag de bomen. Hun stam, of stammen, hun bast, hun takken. Ze hadden karakter. Het staande volk zei iemand laatst op tv. Zo is het. Ze staan er. Elke dag.
De lente kwam. Het groen liep uit. Het vogelconcert begon. Vaak liep ik heel erg traag, steeds trager. Mijn lichaam wou niet sneller. Heel erg langzaam was het goed. Ik keek en keek en keek. Al die verschillende variaties groen, soms tegen het blauwe aan. De pinksterbloemen aan de oever. De planten waarvan ik toch soms namen ken.
Vaak mensen met honden, aan de overkant of tegemoetkomend, soms voor of achter me, één keer vijftig meter achter me, de hele tocht, gelijke pas. En soms loop ik het hele pad alleen. Soms is er een liedje. “De wereld heeft mij failliet verklaart. Ik heb me nog nooit zo goed en licht gevoeld als nu, ik heb me nog nooit zo schoon en bevrijd gevoeld als nu”
“Heeft u geen hond?” vroeg een mevrouw vandaag, dat vragen ze wel vaker, lopen doe je met een hond. “Nee”, zei ik, “ik kan al zonder.”